‘Mam, de tandenfee is vannacht helemaal niet geweest!’ Met een beteuterd gezicht komt mijn jongste de woonkamer binnen. Ik verslik me bijna in mijn koffie. ‘Oei!’ sputter ik dan met verontschuldigend gezicht. ‘Ik denk dat de tandenfee het gisteravond heel druk had. Of dat ze heel moe was, dat kan ook.’
‘Oh ja, dat zou kunnen,’ lacht mijn meisje, ‘want bij een klasgenootje was er ook net een tand uit gegaan.’ Ik ben blij dat ze het me niet echt kwalijk neemt. Natuurlijk weet zij dondersgoed dat ík de tandenfee ben. Ze vroeg niet voor niets voor het slapengaan met een dikke knipoog of ik de tandenfee wilde vragen of ze het muntje náást de tand wilde leggen, zodat ze die kon houden. ‘Je weet wel, mam. Net als de vorige keer.’
Na dagen, nee, wéken wiebelen ging de hoektand er gisteren eindelijk uit. Trots liet ze hem aan me zien. Daarna regelde ze zelf een bakje water voor op de rand van haar hoogslaper, naast alle boeken, Donald Ducks en andere spullen. Tand erin en maar hopen dat de fee langs zou komen. Niet dus. Sorry, dochter.
Toen ik haar instopte, dacht ik nog dat ik eraan moest denken. Toen ik haar een nachtzoen bracht, dacht ik het opnieuw. Tegen de tijd dat ik zelf naar bed toe ging, niet eens zo heel veel later, was ik doodop en dacht ik nergens meer aan.
Vanavond gaan we voor de herkansing. Voor de zekerheid stop ik vast een muntstuk in mijn broekzak, dan hoef ik dat straks alleen nog maar naast de tand in het bakje te leggen. Morgenochtend zal mijn meisje verheugd beneden komen en vertellen dat de tandenfee tóch is geweest.
Daarna zal het bakje met de tand en het geld nog dagen, nee, wéken op de rand van haar bed staan. Bij de volgende tand of kies zal het ritueel zich herhalen, maar dan hopelijk zonder vergeten. Zo houden we samen het sprookje in stand.
