Ik zit aan de keukentafel wanneer het vrolijke gezicht van mijn dochter voor het raam verschijnt. Ze is net vrij van school en komt haar boeken omwisselen voor ze een paar dagen naar haar vader gaat. Wanneer ze de kamer binnenkomt, betrekt haar gezicht. Ze haalt haar neus op en zegt: ‘Ik ga je niet knuffelen voordat dat spul van tafel is, jij je hebt gedoucht en je je tanden hebt gepoetst!’ Lachend kijk ik terug. ‘Tot vrijdag dan!’ zeg ik.
Na mijn werk was ik even de stad in geweest. Toen ik door het park naar huis fietste, bedacht ik dat ik eigenlijk naar de supermarkt moest, het brood is bijna op. Maar ik had ook zin in eten. Nu naar de winkel gaan, zo redeneerde ik, zou leiden tot een tas vol lekkere, maar erg overbodige boodschappen. Ik kon beter afslaan, huiswaarts. Dat brood kon morgen ook nog wel.
Dus deed ik verstandig en sloeg ik de supermarkt over. Voor een kruispunt moest ik echter wachten. Terwijl ik in de rij met andere fietsers en auto’s stond, keek ik naast me. Bij de kraam van de visboer stond géén rij, merkte ik op. Zonder verder na te denken draaide ik mijn fiets en bestelde een portie kibbeling.
De visstukjes spetterden in de olie en ik keek naar de picknickbank bij de kraam. Daar lag één jeu de boulesbal op. Glimmend lag hij te wachten op zijn eigenaar. Had hij ogen gehad, dan had hij vast van het uitzicht op de vijver genoten. Hoe zou je zo’n bal nou kunnen vergeten? vroeg ik me nog net niet hardop af.
‘Jongedame,’ haalde de visboer me uit mijn overpeinzingen. Ik rekende af en met mijn tasje warme kibbeling stapte ik weer op de fiets. De overbodige boodschappen had ik keurig weten te vermijden, deze lekkernij kon ik echter niet weerstaan.
Mijn dochter denkt daar duidelijk anders over. Ze neemt letterlijk afstand als ze ziet en ruikt dat ik vis zit te eten. Voor de vorm bied ik haar nog een stukje aan, om te proeven, maar met een vies gezicht slaat ze het af.
Wanneer de kibbeling op is en de verpakking, mede op haar verzoek, buiten in de container ligt, was ik mijn handen met zeep. Voorzichtig komt mijn meisje iets dichterbij. Zou ze me alweer durven aan te raken? Ze pakt haar schoolboeken voor de komende dagen en ik loop met haar mee naar haar fiets. Voor ze opstapt en naar haar vader rijdt, geven we elkaar gelukkig een dikke knuffel. Over een paar dagen zie ik haar weer, dan zal ik geen vis meenemen. ‘Tot vrijdag!’ wuif ik haar na.


Je dochter heeft natuurlijk wél een punt…. 😉
LikeGeliked door 1 persoon