Het opruimen van mijn kledingkast begon vrij ordelijk. Eén voor één pakte ik de kledingstukken van de plank en deelde ze in in de juiste categorie: kringloop, Marktplaats of terug in de kast. Hoe kan het dan toch dat mijn bed nu bezaaid ligt met kleren en ik werkelijk niet meer weet wat op welke stapel moet?
Ik heb een uitgesproken hekel aan opruimen en ik ben er bijzonder slecht in. De laatste keer dat mijn kledingkast is uitgezocht is dan ook al lang geleden. En, ik schaam me er bijna voor om het toe te geven, toen deed niet ik, maar mijn beste vriendin het belangrijkste werk. Omdat ik vind dat je zoiets op je negenendertigste toch eindelijk zelf moet kunnen, ben ik deze keer in mijn eentje begonnen. En ik zal het afmaken ook. Maar hoe?
Om te beginnen app ik mijn zus en foto van de berg kledingstukken op mijn bed. ‘Haha,’ schrijft ze terug. ‘Dat is echt verschrikkelijk om te doen!’ Tot zover de mentale support. Een blik op mijn kast geeft meer rust. Nu de planken leeg zijn, zien ze er heel overzichtelijk uit. Even wil ik dat het zo kan blijven, tot ik me weer omdraai, naar mijn bed kijk en zucht.
De kledingstukken die op Marktplaats moeten, zet ik meteen op de foto. Daarna kunnen ze in een wasmand tot een eventuele koper zich meldt. De kleren voor de kringloopwinkel gaan in twee grote vuilniszakken. En dan ligt mijn bed nog steeds veel te vol en weet ik wéér niet hoe ik verder moet.
Want wat doe je met sportshirts van de vereniging waar je geen lid meer van bent? Met spijkerbroeken die net een maat te groot of te klein zijn? Met bloesjes die nog goed passen, maar die ook al heel lang niet gedragen zijn? Ik verfoei mezelf omdat ik aan deze klus begonnen ben. Ik had de deuren van de klerenkast gewoon dicht moeten laten, dan had ik ook nergens over na hoeven denken!
Een blik op de klok maakt het nog erger. Over anderhalf uur moet ik de meiden uit school halen. Voor die tijd wil ik nog lunchen, naar de bieb en de supermarkt. Ik kom tijd tekort! Nog twintig minuten geef ik mezelf, dan moet alles in de kast liggen. Of ernaast. Het moet in ieder geval een plek hebben. Als een malle begin ik te passen, te fotograferen en te proppen. Alleen dat wat écht leuk is, mag blijven.
En zowaar, het lukt me. Zonder zus, vriendin of andere hulp, maar helemaal zelf. Met een onmiskenbaar gevoel van triomf kijk ik naar de stapeltjes kleren op mijn planken. Toegegeven, ze zijn niet heel netjes, maar ze liggen er wel. Ik heb de kledingkast overwonnen.
Op weg naar de bibliotheek lever ik de zakken met kleren voor de kringloop in. Ik haal boodschappen en sta ruim op tijd op het schoolplein. Soms kan ik alles.

