Reuzensprong

Een gevoel van triomf bekruipt me wanneer ik bijna thuis ben. Zonder erbij na te denken pak ik mijn telefoon en maak een selfie. Tevreden kijk ik even later naar het resultaat: mijn haren wapperen vrolijk rond mijn hoofd en op mijn gezicht prijkt een grote glimlach. Ik heb tien kilometer gewandeld en ik ben trots op mezelf.

Gelijktijdig voelt het vreemd. Slechts enkele weken geleden rénde ik met gemak tien kilometer. Dertig kilometer wandelde ik zonder een noemenswaardige pauze te nemen. Vandaag echter nam ik zelfs twee keer rust: de eerste op school, voor een gesprek met mijn teamleider, en de tweede met een boterham op een bankje in de zon.

Het is gek om te merken wat voor invloed je psychische toestand op je lijf heeft. Nog maar een paar weken terug voelde ik me helemaal fit, dacht ik dat ik de hele wereld aankon. Maar vanaf het moment dat ik me ziek meldde op mijn werk, stortte ik ook fysiek in. De meeste dagen breng ik nu horizontaal door. Liggend op de bank, geveld door hoofd- en spierpijn, starend naar het plafond, een bos tulpen of mijn lavalamp.

Het niks doen vreet ook nog eens energie. Ik moet mijn best doen om overeind te komen, te gaan wandelen, te lunchen of voor mijn meiden te zorgen. De energie die ik wél heb, moet ik leren verdelen. Ik moet een balans vinden tussen wakker zijn en dommelen, terwijl ik het juist gewend ben altijd áán te staan. Enerzijds is het wennen, aan de andere kant gaat het me verrassend makkelijk af: ik heb gewoon geen keus.

Ik wandel dus wel elke dag. Hardlopen gaat niet door de hoofdpijn, maar ik wil wel elke dag naar buiten. Ik hijs mezelf van de bank, steek mijn voeten in wandelschoenen of sneakers en stap de deur uit. Vijf kilometer is mijn minimum, ik blijf doelen stellen, maar vandaag wil ik kijken of er meer in zit.

Eerst loop ik naar de schoollocatie waar ik met mijn teamleider heb afgesproken, ruim drie kilometer. Ik ben al moe als ik daar aankom, blij dat ik even een kop koffie kan drinken en bij kan komen. Na het gesprek wandel ik door. De omstandigheden zijn ideaal. Er waait een zacht windje, de zon schijnt en de vogels fluiten. Ik ben ruim zes kilometer onderweg als ik een bankje vind waarop ik mijn boterhammen kan eten. Ik geniet van de rust en kijk lekker van me af.

Dan het laatste stuk nog. Als ik de kortste route naar huis neem, ben ik er te snel. Ik moet dus langer op de dijk blijven en een afslag later nemen. Zou ik vanaf dat punt in één keer terug kunnen of toch een stukje tussen de huizen door moeten slingeren? Ik kijk op mijn horloge en probeer de afstand die nog voor me ligt in te schatten. Dan bepaal ik het vervolg van mijn wandeling.

Ik zit op bijna tien kilometer als ik mijn wijk in loop. Vaak genoeg heb ik grotere afstanden gelopen, maar niet vaak kostten ze me zo veel energie als vandaag. Een fotowaardige grijns breekt door op mijn gezicht en de laatste meters loop ik op wolkjes. Bij huis aangekomen druk ik mijn horloge op ‘stop’. Ik ben zo blij dat het me vandaag gelukt is! Beter worden gaat met kleine stapjes, maar deze wandeling voelde als een reuzensprong.

5 reacties

  1. Wat een goed verhaal! Ik herken het ook deels, als je je fysiek fitter voelt, voel je je vaak mentaal ook veel beter! Elke dag een stapje beter dan dat je gisteren was, dat is echt een mooi doel.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie op Berber Bouma Reactie annuleren