Het examen

Mijn zwarte stift zweeft boven de regels. Het voelt vreemd om in een boek te tekenen. Dat hoort niet zo, daar zijn boeken niet voor. Bovendien weet ik niet welke woorden ik weg moet strepen en welke ik wil laten staan, dus ga ik over op een andere tactiek: ‘Mag ik er ook in knippen?’

We hebben een studiedag op school en één van de collega’s uit mijn vaksectie heeft tijdens de lunchpauze een poëzieworkshop georganiseerd. Met een klein groepje zitten we in de mediatheek gebogen over de schrijfopdrachten die ze heeft meegenomen.

We kunnen haiku’s schrijven en rondelen, er zijn afbeeldingen om bij te associëren en tips om met beeldspraak te werken – mogelijkheden te over. ‘Ik heb ook nog wat oude boeken liggen waar je zinnen in kunt wegstrepen,’ merkte de organiserende collega plotseling op. ‘Ja,’ zei ik direct. ‘Dat lijkt me wel wat.’

Mijn stift heb ik inmiddels vervangen door een schaar. Ik zie prachtige woorden op de pagina’s staan, maar het is moeilijk om te beginnen. ‘Mag het echt?’ vraag ik nogmaals, voor alle zekerheid.

Na de eerste schaarbeweging wordt het steeds makkelijker. Ik knip ‘doodstil’, ‘weemoedig’ en ‘hartstochtelijk’. Maar ook werkwoorden. In het korte verhaal dat ik heb gevonden, Het examen van Oek de Jong, blijken er bijzonder veel te staan die beginnen met de ‘s’. ‘Sidderde’, ‘stortte’ en ‘stroomde’. Gretig zoekt mijn schaar zich een weg door de regels.

Van het verhaal is al snel niet veel meer over. Had ik het moeten lezen voor ik het verknipte? Misschien. Nu is het daar te laat voor, de prozaïsche woorden verworden langzaamaan tot poëzie.

Het uur zit er sneller op dan mijn gedicht af is. Ik neem mijn knipsels én het boek mee naar huis. Daar wacht me een fijne afsluiter van de studiedag, want met schaar, papier en lijm bij de hand werk ik nog even door.

Eén reactie

Geef een reactie op José Muylaert Reactie annuleren