Verstandig

Ik zou graag zeggen dat de wind door mijn haren wappert, maar mijn staart zit verstopt onder een helmmutsje en een col. Het is fris buiten, dus heb ik me dik aangekleed en heb ik de handvatverwarming aangezet. Ik rijd langs de uiterwaarden van de IJssel, langs de heide en door het bos. Per kilometer knap ik op.

Mijn lief werd vijftig en gisteren was het feest. De woonkamer stond vol met mensen, er waren taart en hapjes, bier en wijn, we lachten en praatten. Het werd laat, de nacht was kort en ik de dag erop labiel. Ik had er vooraf rekening mee gehouden dat het zo zou zijn, zo stil, tam en vlak, maar toch vond ik het jammer. Ik wilde zo graag anders zijn.

De zon scheen eindelijk weer eens en samen wandelden we aan het begin van de middag naar de supermarkt, mijn lief en ik. Een mooie dag om motor te rijden, concludeerden we. Daar was vandaag echter geen tijd voor. Zijn familie zou straks op bezoek komen. Ik wilde daarbij zijn, maar ik zag het niet zitten te blijven. ‘Dat is niet erg,’ zei hij en hij meende het.

‘Wat heb je nodig?’ vroeg hij even later. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde ik. ‘Ik denk dat ik zo ga huilen. Wil jij me dan vasthouden?’ Hij gaf me een kus en we liepen door naar zijn huis.

Toen ik me even later klaarmaakte om weg te gaan, kwamen de verwachte tranen al snel naar boven. Ik deed mijn best niet eens ze tegen te houden. Mijn lief nam me in zijn armen en vertelde dat hij trots op me was. Met vochtige ogen zat ik even later in de auto.

Onderweg luisterde ik muziek. Ik veegde de tranen van mijn wangen en zag hoe de zon nog steeds scheen. In de blauwe lucht hingen slechts een paar kleine wolken. Het was zeker mooi weer om met de motor op pad te gaan. Er begon iets te kriebelen in mijn buik. Gelijktijdig kwamen de twijfels. Was ik daar niet te labiel voor? Had ik wel genoeg energie? Was het wel verstandig te gaan?

Eenmaal thuis hakte ik de knoop door, zette een route in de TomTom en kleedde me om. Niet te lang, niet te ver, maar wel even eruit. Alleen de gedachte al was goed voor mijn humeur.

En dus laat ik de bossen nu achter me en rijd ik door uitgestrekte weilanden. Mijn tranen zijn verdwenen, hebben plaats gemaakt voor een glimlach. Er staan schapen in de wei en paarden. Er zijn ganzen en zwanen. In de vaarten meerkoeten en eenden.

Wat doet het me goed om buiten te zijn, om even helemaal nergens over na te hoeven denken. Om op te trekken en af te remmen, om lekker te rijden. Straks, als ik thuis ben, neemt de vermoeidheid het waarschijnlijk weer over. Grote kans dat ik dan alsnog instort. Maar nu geniet ik ervan dat het wél goed gaat. En dat voelt heerlijk.

Eén reactie

Geef een reactie op José Muylaert Reactie annuleren