Als ik met mijn meisjes op de camping in de speeltuin zit, zie ik een opvallend gezin aankomen. Ze gaan op het terras zitten en ik kan mijn ogen niet van hen af houden. De man draagt zijn haar in een baard en een knotje. Om zijn hals heeft hij een sjaal gedrapeerd, daaronder een T-shirt en een kleurige, net iets te wijde legging. De vrouw draagt, net als de kinderen, een gebatikte harembroek. Hemdje, slippers, nog meer sjaaltjes en vooral heel veel kleur.
Toen ik zestien was, wilde ik niets liever dan er ook zo uitzien. Ik droeg wijde broeken met kettingen eraan, gekleurde mutsen, staartjes en vlechtjes. Ik wilde opvallen, anders zijn en vooral mezélf zijn. Voor zover ik mezelf toen kende, natuurlijk. (Alsof ik nu weet wie ik ben.)
Inmiddels is mijn kledingstijl veranderd, meer gangbaar en minder in het oog springend. Desalniettemin geloof ik dat mijn kijk op anderen onveranderd open is. Waarom denk ik dan bij het zien van dit gezin meteen aan vegetarisch en biologisch eten? Aan yoga, meditatie en waterpijp roken? Aan hippe, op de natuur geïnspireerde namen voor de kinderen? Met al die clichés pas ik toch niet in het tolerante beeld dat ik van mezelf heb?
Toch blijk ik er niet helemaal naast te zitten: de dochters heten River en Moon en de golden retriever, die rustig naast het tafeltje ligt, luistert naar de naam Beer. ‘Omdat het zo’n knuffelbeer is,’ legt de man uit aan een kind dat het beest wil aaien.
Ze bestellen latte macchiato en speciaalbier voor zichzelf en appelsap voor de kinderen, die met blije gezichtjes zitten te scheppen in het zand. Iedere vijf minuten kijkt de man op zijn iPhone. Zie je wel? schiet er tot mijn schaamte door mijn hoofd. Ook hippies gaan met hun tijd mee.
Na de zoveelste blik op zijn telefoon springt de man overeind en rent zo’n beetje naar de receptie. Met een plastic Wehkamptas en een stralende glimlach komt hij even later terug. Hij roept meteen zijn jongste erbij. ‘Moon! Moontje, kom eens kijken!’ De tas gaat naar de vrouw. Terwijl Moon ongeduldig toekijkt, maakt ze hem open en haalt een schattig, zacht knuffeldoekje tevoorschijn. Moons ogen worden groot. ‘Nijnie!’ roept ze uit.
‘Daar is Nijnie weer!’ herhalen haar ouders, terwijl ze snel de verpakking wegmoffelen. ‘Nijnie is in de wasmachine geweest, dus ruikt ze nog een beetje anders, maar dat komt wel goed. Het belangrijkste is dat Nijnie terug is, ja toch?’ Ook River komt kijken, eveneens stralend. ‘Een nieuwe Nijnie!’
Wanneer de man doorheeft dat ik het tafereel gadesla, legt hij uit wat ik zelf al had bedacht: de echte Nijnie is tijdens de vakantie kwijtgeraakt en Moon kan niet zonder. Een bestelling via Wehkamp was de snelste manier om een nieuwe te krijgen. Mét succes, zoals we zien. Ik glimlach naar hem en kan mezelf wel voor mijn kop slaan vanwege mijn vooroordelen. Ondanks hun uiterlijk zijn zij niet anders dan anderen. Sterker nog: het zijn net mensen.
O, maar dat is wel herkenbaar hoor, van die vooroordelen… heel naar om soms te ontdekken dat je ze toch gewoon ook hebt… Al vraag ik me soms af waar de scheidslijn ligt; sommige mensen kleden zich op een bepaalde manier om te laten zien dat ze bij een groep horen – kun je dan nog wel van vooroordeel spreken ?
LikeLike
Het blijkt en blijft lastig de baas te zijn over ons eigen brein. Dat wat volzit met vooroordelen, rare en niet sociale gewoontes en andere onwenselijkheden. We zijn net mensen… 🤔
LikeGeliked door 1 persoon