‘Mam, is dit een avontuur?’ ‘Ja, zo zou je het kunnen noemen.’ ‘Zijn avonturen altijd spannend?’ ‘Vaak wel, maar ze lopen meestal goed af.’ Mijn jongste dochter is opgelucht. Ze heeft al lang niet meer door dat we een kronkelpaadje door de struiken langs de parkeerplaats volgen, in haar beleving zijn we minstens in het oerwoud of de jungle.
We zijn op pad met boswachter Piter, die om de paar meter stilstaat om nieuwe natuurschatten te laten zien. Blaadjes en takjes om op te fluiten of mee te vlechten, planten die aan je kleren blijven kleven of die je op kunt eten, reeënpaadjes en ottersporen, vlinders, libellen en lepelaars… We vinden ze allemaal in Nationaal Park de Alde Feanen bij Earnewâld.
Mijn meisjes weten niet goed wat ze van de excursie vinden. Het ene moment luisteren ze vol aandacht naar Piter of proberen ze met hun laarzen zo dicht mogelijk bij de waterkant van dit veengebied te komen. Nog geen minuut later zeurt de jongste dat ze opgetild wil worden en roept de oudste dat ze wil varen, ‘want dit geloop vind ik maar stom!’
Net wanneer de jongste op mijn nek zit, ontdekken Piter en de andere kinderen een grote groene kikker in de sloot en wil zij natuurlijk ook kijken. Ik zet haar op de grond, ze plukt een boterbloem en gooit die naar de kikker. Tot onze verrassing neemt de kikker het gele bloempje meteen tussen zijn voorpoten en zwemt ermee weg.
Terwijl Piter nog vertelt waar de uitdrukking ‘verkikkerd zijn’ vandaan komt, rent mijn oudste al achter een ander meisje aan, want ze hebben kevertjes gevonden. Kleine zwarte beestjes met een prachtige blauw-groene glans op hun schild. Het blijken goudhaantjes en de meiden vinden ze fantastisch.
‘Het kriebelt als hij over mijn hand loopt!’ ‘Huh? Waar is hij nou gebleven?’ ‘Mam, ik ben mijn kevertje kwijt! Wil jij een nieuwe voor me zoeken?’ De interesse voor de excursie lijkt definitief verdwenen, maar die voor de natuur is wel gewekt. De jongste loopt weer zelf en de oudste vergeet te vragen om een boottocht. Enthousiast vliegen ze over de paadjes op zoek naar nieuwe kriebelbeestjes.
De teleurstelling is dan ook groot als Piter uitlegt dat de kevertjes niet mee mogen naar huis, omdat ze hier nu eenmaal wonen. ‘Maar we vinden ze zo lief!’ sputteren mijn meisjes.
Terug bij het bezoekerscentrum zijn de kevers echter gauw vergeten. Er kan nét een bedankje voor Piter vanaf, dan vliegen ze alweer verder. Hoewel de lucht inmiddels dreigend donker gekleurd is, willen ze nog broodjes bakken, buttons knutselen en over de hindernisbaan klimmen. Vooruit. Vlug, voor de regen losbarst.
Wanneer de eerste druppen vallen, stappen we in de auto. Het is stil op de achterbank, de meiden zijn moegespeeld. Dan doet de oudste een bijzondere ontdekking: ‘Mam! Er zit nog een kevertje op mijn vest! Die ga ik thuis in een doosje doen, want deze kan Piter niet meer afpakken, toch?’
Foto’s gemaakt door Pake.
Wat een heerlijk avontuur 🙂
LikeGeliked door 1 persoon