‘Och, fanke…’ zucht mijn vader -heit- terwijl hij naar mijn gehavende voet kijkt. Hij beschikt over veel empathie en heeft ongetwijfeld ook wel eens medelijden met mensen, maar dat uit hij niet zo vaak. Dat hij nu zijn ‘begrutsjen’ wél laat blijken, betekent dus dat er echt iets aan de hand is. ‘Dat zal morgen wel afzien worden.’
‘Oh!’ had Jessica, de vrijwilligster van het Rode Kruis, ook al opgemerkt toen ik bij haar op de behandeltafel lag. We hadden goed doorgelopen, het was 12:05 uur toen we in Bartlehiem kwamen en de EHBO-post was pas vijf minuten daarvoor open gegaan. Ik was de eerste klant. Of patiënt, net hoe je me graag noemen wilt.
‘Au!’ had ik de dag ervoor al een paar keer gezegd, toen we vanuit Workum naar Franeker liepen. Ik had mijn schoen een paar keer uit gedaan om het steentje onder mijn hak vandaan te halen, maar ik kon steeds niets vinden. Later was ik er achter gekomen dat er ook helemaal geen steentje was; de veroorzaker van de dikke blaar op mijn hak was het gaatje dat in mijn sok zat.
‘Oei!’ schrok Jessica toen ze mijn voet verder onder handen nam. Hoewel ik mijn blaar had geprikt en mijn hak had getapet, bleken er nog enkele nieuwe blaren bij gekomen te zijn. Twee op de bal van mijn voet en twee naast elkaar op de hak. ‘Daar kan ik wel even mee uit de voeten,’ merkte Jessica monter op en ze ging aan het werk.
‘Auwauwauw!’ kreunde ik even later. Ik ben geen teergevoelig type, maar ze deed me nu echt pijn. Na even zoeken vond ze de boosdoener: ónder de twee blaren op de bal van mijn voet, zat nog een derde. ‘Goed dat je even brulde,’ zei Jessica, ‘anders had ik je zo weer op pad gestuurd.’
‘Oei…’ mompelde Bowe, de Rode Kruisvrijwilliger bij wie ik 20 kilometer later in Dokkum op de stretcher lag. ‘Dat zijn bijzondere blaren! En je hebt ook flink wat warmte-uitslag!’ Hij was druk in de weer met jodium, watten, naalden, scharen en tape terwijl ik mijn lot gelaten onderging. Zo veel blaren, terwijl ik slechts een halve Elfstedentocht liep? Misschien moest ik het morgen niet alleen op andere sokken, maar ook op andere schoenen proberen.
‘Oef!’ merkt heit met een moeilijk gezicht op, wanneer hij mijn blaren probeert open te krijgen. Ondanks Bowes goede zorgen, zaten ze bij thuiskomst alweer vol vocht. ‘Ik weet bijna niet waar ik beginnen moet!’ verzucht heit. Maar hij prikt en knipt stug door en de volgende ochtend plak ik mijn voet goed af met tape. Opgeven is immers geen optie.
Een grote grijns en een dikke ‘Yes!’ zijn dan ook onvermijdelijk wanneer heit en ik in Leeuwarden over de finish gaan. De laatste 28 kilometers heb ik bíjna pijnvrij gelopen en ik vermoed dat er slechts één nieuw blaartje bijgekomen is. Ach, je moet wel echt een ‘suertsje’ zijn om het daar straks nog over te hebben. Eerst proosten en vieren dat we het gehaald hebben. En mijn oude schoenen? Daar weet ik nog wel een mooi plekje voor.
Wat een prestatie ! Hoe staat het ondertussen met je arme voeten, zijn die een beetje bij kunnen komen ?
LikeLike
Hoe gaat het nu met het oefenen voor een eventuele Elf Steden wandeltocht 2022. Mag ik je veel sterkte toe wensen. vr.gr. Appie de Zwart oud Rode Kruis vrijwilliger Elf Steden wandeltocht (Gestopt 2019)
LikeLike