Dertig kinderen, drie recreatiemedewerkers en een handvol moeders bezetten het midden van het zaaltje. Aan de kant zit een enkele vader onderuitgezakt op een oude bank naar zijn mobiel te turen. Uit de speakers schalt muziek van Minidisco. Het zijn vriendelijke, opzwepende beats en toegankelijke, makkelijk mee te zingen teksten. En er wordt geknutseld, want daarvoor zijn we hier.
De aanwezige moeders helpen hun kroost. De leden van het recreatieteam doen dat niet, want ‘als we voor één kind gaan knippen, willen ze allemaal hulp en dan blijven we bezig.’ Vóór me staat daarom een moeder met een schaar in haar kontzak en haar tong tussen de lippen. Terwijl haar peuter ‘nee nee!’ en ‘zelf doen!’ roept, plakt ze het knutselwerkje vakkundig en volwassen in elkaar. ‘Mama doet het op een creatieve manier, schat,’ legt ze uit.
Mijn meiden durven niet alleen naar het knutseluurtje op de camping, dus loop ik elke ochtend met ze mee. Zodra ze zich enigszins op hun gemak voelen, trek ik me buiten terug met een boek. Toch roepen ze me geregeld voor hulp. ‘Kun jij een appel voor me tekenen?’ ‘Wil jij dit stukje voor me knippen?’ Ik teken, knip en plak en neem daarna zo snel mogelijk weer afstand. Ik wil beslist niet zo’n moeder worden die voor haar kinderen knutselt en vervolgens trots als een pauw rondloopt omdat háár kind het mooiste kunstwerk heeft.
Gelukkig mag ik weer gauw naar mijn plekje buiten, waar ik bijklets met de campingbuurvrouw. Haar dochter wilde zojuist iets vastplakken, dus had ze om lijm gevraagd. Het meisje kwam van een koude kermis thuis, want ‘we gebruiken vandaag geen lijm’. ‘Waarom mag mijn dochter niet plakken?’ foetert ze. ‘Als het knutselwerk te moeilijk voor haar is, is het toch góed dat ze een oplossing zoekt?’
Net zomin als een moeder die alles voor haar kinderen oplost, wil ik een moeder zijn die overal commentaar op levert en alles beter weet. Maar als er aan het begin van de activiteit nog draadjes voor alle kinderen geknipt moeten worden, is er toch écht iets niet goed gegaan met de voorbereiding. En als je een minderbegaafd meisje dat dolgraag danst op die vreselijke Minidiscomuziek keer op keer vraagt of ze wil blijven zitten, heb je ook iets niet begrepen.
En dan heb ik het nog niet eens over de opruimkampioen, die aan het eind van iedere morgen gekozen wordt. Natuurlijk begrijp ik dat alles na het knutselen moet worden opgeruimd, maar moet daarvoor echt een prijs uitgeloofd worden?
Aan het eind van het opruimliedje worden alle kinderen op een rij gezet en na een korte afvalspelletje blijft er één over: de opruimkampioen van de dag. Het kind krijgt een snel geknutselde medaille om – ‘Voorzichtig, de lijm is nog nat!’ – en wordt de hemel in geprezen vanwege het ge-wel-dig goede opruimen. En al die andere kinderen dan? vraag ik me af. Die hebben toch óók hun best gedaan?
Pedagogisch gezien zou het al helpen álle kinderen te complimenteren voor hun opruimwerkzaamheden, maar dat wordt vaak vergeten. De buurvrouw vertelt dat haar dochter van drie zó: graag winnen wil, dat ze ’s nachts geregeld huilend wakker wordt uit haar droom. ‘Medaille, medaille,’ snottert het meisje dan.
Ook mijn meiden willen er graag één winnen. Voor de zekerheid vertelt de oudste aan alle recreatiemedewerkers dat ze vandaag voor het laatst is, omdat we straks naar huis gaan. Tijdens het opruimen doet ze extra goed haar best: ze zet stiften en potloden in de kast, schuift met tafels en stapelt de stoelen; het is immers haar allerlaatste kans.
Tijdens het afvalspel moet ze echter al gauw gaan zitten, wat betekent dat ze weer niet wint. Wanneer er nog twee kinderen staan, wordt er tromgeroffel gevraagd voor de bekendmaking van de opruimkampioen. ‘Yes!’ roept het meisje dat haar naam heeft horen noemen. Ze steekt haar armen blij in de lucht. ‘Dat is al de tweede keer deze vakantie!’
Bedremmeld lopen míjn opruimkampioenen met me mee naar buiten.