Het getik van haar passen op mijn dekplanken doorbreekt het ruisen en kolken van het donkere water diep onder mij. Ze lijkt haar laarsjes krachtig neer te willen zetten, maar dat ze zich tot twee keer toe verstapt en zich daarbij aan mijn houten reling vast moet grijpen, verraadt haar onzekerheid. Haar warme, zweterige handen doen dat trouwens ook.
Halverwege blijft ze staan, zoekt met haar lichaam zwaar steun tegen mijn leuning. Kort kijkt ze omhoog, naar de sterren boven ons, dan richt ze haar blik naar beneden. Met haar vingers omklemt ze mijn reling, ze knijpt. Ze ademt diep in, haalt haar neus op en veegt met de mouw van haar gebreide vest langs haar gezicht. Waarom draagt deze vrouw geen jas? Is de winternacht voor jonge mensen niet veel te koud om zo schaars gekleed naar buiten te gaan?
Ze tilt haar linkerbeen op, legt het op de balustrade, twijfelt even en trekt het weer terug. Op haar hurken zittend trekt ze de ritsjes van haar laarsjes naar beneden en wurmt haar voeten eruit. Haar voetzolen verwarmen mijn dek door de dunne stof van haar sokken heen. Ze komt overeind en tilt haar been opnieuw op. Het raakt één van de laarsjes, dat daardoor net van de plank schuift. Het duurt even voor ik de plons hoor. Zij móet de stilte daarvóór ook gehoord hebben.
Eerst zwaait ze haar linkerbeen over de reling, dan draait ze haar lichaam en ook haar rechterbeen eroverheen. Ze staat nu aan de waterzijde, enkel nog op de buitenste centimeters van mijn planken, en keert haar rug naar me toe. Ze gaat niet op de leuning zitten, zoals andere jongelingen geregeld doen, maar strekt haar armen en duwt haar lichaam zo steeds verder bij mij vandaan. Voor mij of voor de nacht heeft ze geen oog meer, ze kijkt enkel nog naar het de bruisende rivier beneden.
Zachtjes laat ik mijn hout kraken onder haar hangende en trekkende gewicht. Ze rilt en verplaatst haar voeten enkele centimeters, maar trekt zich niet terug, zoals ik hoopte. Hoe kan ik haar tegenhouden?
Plotseling klinken nieuwe voetstappen. Snel en onregelmatig komen ze naderbij. ‘Dorien!’ roept een stem. ‘Dorien!’
De vrouw lijkt te schrikken. Ze kijkt kort in de richting vanwaar de stem komt en ademt diep in. Heel even lijkt ze nog te aarzelen. Dan laat ze, tegelijk met haar adem, mijn reling los.
Dit verhaal schreef ik voor de Zeer Korte Verhalenwedstrijd van Bibliotheek Kampen. Het won geen prijs, maar kreeg wel een eervolle vermelding, waar ik erg blij mee ben.