Ik heb al een patatje pinda afgerekend als ik zie dat ze hier ook falafel verkopen. Dát heb ik lang niet gehad! ‘Doe er ook maar een portie falafel bij,’ vul ik mijn bestelling aan. Na een conferentie over digitale geletterdheid en met anderhalf uur treinen voor de boeg, kan ik ik wel wat lekkers gebruiken.
Hoewel de middag niet helemaal was wat ik ervan verwachtte, was het wel gezellig. Tussen de lezingen door heb ik bijgepraat met de mediathecaresse van school en tijdens de borrel achteraf met zojuist ontmoete collega’s uit Groningen en Leiden. Onderwijservaringen uitwisselen met een wijntje in de hand – dan mis je gauw een paar treinen.
Nu ben ik dus toch onderweg naar huis, met een boek om te lezen en genoeg papier om de dag van me af te schrijven. En niet te vergeten: met mijn vers gefrituurde diner. Eigenlijk heb ik een hekel aan mensen die met zo’n vette hap in de trein stappen; de hele coupé stinkt dan naar frituur. Voor mezelf maak ik echter graag een uitzondering.
De jongen van de snackbar op station Mediapark wenste me smakelijk eten en de verpakking van mijn maaltijd herhaalt die boodschap. Vol verwachting peuter ik het eerste zakje open en schuif het bakje falafel eruit. Ik ruik eraan. Mmmm! De laatste keer dat ik dit at is echt járen geleden.
Bang om mijn mond te branden neem ik voorzichtig een hapje. Ik laat de kruidige kikkererwten door mijn mond gaan, op zoek naar die blije smaak van herkenning, maar er komt niets. Even ben ik teleurgesteld, dan herpak ik me. Eerst een patatje. Daarna smaakt de falafel vast beter.
Ik open het andere zakje. De geur van pindasaus komt mij (en de andere reizigers – sorry!) tegemoet. Ik haal een frietje door de saus en steek het in mijn mond. Na twee keer kauwen val ik stil. Er mist iets. Ik neem nog een patatje, maar dat smaakt net zo flauw als het vorige. Nee hè… Er zit geen zout op!
Bij het overstappen op station Weesp hoop ik nog even dat ik daar zout voor mijn patat of saus voor mijn falafel kan krijgen, maar ik vind enkel een snoepautomaat vol Marsen en Twixen. Aan mijn voeten verzamelen zich enkele kauwtjes die wachten op wat ik voor hen laat vallen. Als ze wisten hoe smakeloos mijn avondeten is, zouden ze wel opvliegen.
In de volgende trein vis ik wat fruit uit mijn rugzak. Misschien kan ik daarmee de flauwe falafel- en patatsmaak uit mijn mond krijgen. De banaan is na een dag in mijn tas echter zo schmutzig dat hij na een paar happen in de prullenbak verdwijnt. Gelukkig heb ik mijn appel nog, tot mijn vreugde zonder bruine plekken. Na een volgende conferentie neem ik wel een wijntje minder en een trein eerder, neem ik me voor terwijl ik een hap neem. Dan ben ik ten minste op tijd terug om thuis een bord bami op te warmen.