Toen de fysiotherapeut me vertelde dat ik een tennisarm heb, was mijn eerste idee me aan te melden bij de lokale tennisvereniging; je moet immers alles eruit halen wat erin zit. Badmintonnen deed echter al zo veel pijn, dat ik niet geloofde dat het met een ander racket beter zou gaan. In plaats van bij de tennisclub, schreef ik me dus in voor een hardloopclinic.
Daar stond ik die eerste avond in de regen te bibberen op de atletiekbaan, terwijl mijn teamgenoten van badminton zich in een warme, droge sporthal in het zweet werkten. Ik ga straks rondjes lopen, bedacht ik me, steeds dezelfde 400 meter. Dat is toch saai? En het moest nog langzaam ook, zo leerde de trainer me, want daar word je uiteindelijk sneller van. Hardlopen deed ik al, maar wilde ik dat ook op déze manier?
Na een week twijfelen ging ik terug voor de tweede training. De trainer vertelde over de juiste loophouding, de positie van schouders, armen en benen en gaf tips omtrent de ademhaling. Ik deed mijn best niet gek te worden van alle instructies en alles domweg toe te passen. Toen ik even later rondjes liep en de trainer ‘Mooi!’ zei, glom ik als een klein kind. Ben ik echt zo makkelijk te motiveren?
Behalve tips en advies kreeg ik een trainingsschema voor de volgende wedstrijd, een loop van 15 kilometer. Maar nog voor ik eraan begon, liep ik vast. Hoe snel is ‘Tempo 1′? En hoe hard moet ik gaan voor Tempo 2’? Volgens de toelichting kan ik uitgaan van een snelheid waarbij ik nog rustig met iemand kan praten. Maar hoe weet ik hoe snel dat is? Ik loop altijd alleen!
Ik raakte zowat in paniek. Ik wilde alles goed doen, me aan het schema houden en dat kon nu niet. Mijn man lachte me uit, maar hielp me ook: ‘Vraag dan om een specificatie van de tempo’s!’ Oh ja, natuurlijk. Ik mailde de trainer en ging naar buiten voor een Heel Langzaam Rondje lopen. Dat schijnt altijd goed te zijn.
Nog geen kilometer van huis fietste één van mijn teamgenoten me voorbij. ‘Goed bezig, Berber,’ begon hij. ‘Maar het gaat niet echt snel, hè?’ vervolgde hij met een knipoog. Oké. Dat is de druppel. Bekijk het maar met dat schema. Vanaf nu bepaal ik mijn eigen tempo wel, dacht ik, en ik schroefde het meteen flink op. Pas toen mijn teamgenoot doorgefietst was, bedacht ik dat dit juist dé kans was om te ontdekken wat Tempo 1 is, het tempo ‘waarop je nog rustig een gesprek kunt voeren.’
Zucht. Ik wist niet dat hardlopen zó ingewikkeld was.