‘Mam, waarom doen ze dat?’ ‘Mam, wat gebeurt er nu?’ ‘Mam, ik heb dorst!’ Twee meisjes met roze oorkappen op hun hoofd zitten dicht tegen me aan geplakt in de extra brede, dieprode stoel. Soms laten ze me even los om een stukje popcorn te pakken, maar direct daarna kruipen ze weer onder mijn vleugels, hun ogen onafgebroken gericht op het grote scherm voor ons.
Toen we de bioscoop in liepen, waren ze bijna extatisch. ‘Kijk! Een roltrap!’ riep de oudste. Van een medewerker kregen de meiden een speurtocht en de dag leek niet meer stuk te kunnen. Tot we boven kwamen, want na de eerste teleurstelling van de jongste (‘Wat ruikt het hier stinkerig!’), bleek alles daar nóg beter: ‘Een sjoelbak!’ ‘Kleurplaten!’ ‘Een springkussen!’
Ze vielen van de ene verbazing in de andere, hadden amper tijd om de medewerkers van de bank, die dit uitje organiseerde, te bedanken voor het tasje met cadeautjes dat ze kregen. ‘Wil je er een lekker mandarijntje bij?’ ‘Nee,’ antwoordde de jongste. ‘Ik lust geen fruit.’ ‘Een pakje drinken misschien?’ ‘Nee,’ antwoordde de oudste. ‘Dat vind ik vies.’
Ze stoven alweer door, de hal in. Daar keken ze stralend rond. ‘Verkleedkleren!’ ‘Schmink!’ ‘Mét glitters!’ Gehaast duwden ze mij hun jassen en tassen in de armen, in de terechte veronderstelling dat ik er wel op zou passen. Ze renden naar de plaats waar glittertattoos werden gezet, maar kwamen al gauw terug. ‘Je moet natuurlijk wel bij ons blijven, mam!’
Pas toen ze om zich heen zagen hoeveel kinderen met bakken popcorn rondliepen, legden ze de link met ‘dat stinkerige’ en concludeerden dat zij dat ook wilden. ‘Toe mam, alsjeblieft?’ En zo kwam het dat ik tien minuten later met twee kinderen, drie jassen, drie tassen, een kop koffie en een megabak popcorn (‘small’, ja ja) de filmzaal in schuifelde.
Hier zitten we dus, onze blik gericht op de nieuwste avonturen van Shaun het Schaap. Oorkappen op vanwege de harde muziek, zelf meegebrachte ranja (‘want andere lusten we niet’) in de aanslag. Er wordt in de film niet gesproken, toch wil mijn oudste precies weten wat er gezegd wordt. ‘Mam, waarom maken ze zo’n raar geluidje?’ ‘Mam, waarom doen ze elkaar na?’ ‘Mam, waarom zeggen ze niet gewoon wat ze bedoelen?’
De jongste wordt met de minuut wiebeliger. Ze kronkelt naast me op de stoel, tot ze na een poosje achterstevoren op mijn schoot staat en de mensen in de zaal bekijkt. Dat leidt tot grote irritatie bij haar zus, want doordat ik het scherm zo niet kan zien, kan ik de film ook niet voor haar ondertitelen.
Na anderhalf uur gaan de lampen aan en rolt de aftiteling over het scherm. ‘Het was spannend, hè?’ concludeert de oudste met twinkelende ogen. ‘Het was wel een heel grote televisie, hè mam?’ glundert de jongste, terwijl ze een stukje popcorn van mijn schouder plukt. (Van mijn schouder? Hoe komt dat dáár?)
Ik zoek alle tassen, jassen en afval bijeen, terwijl de meiden uitgelaten heen en weer rennen tussen de inmiddels vrije rijen stoelen. ‘Kom, dames,’ begin ik, ‘dan gaan we naar huis.’ ‘Nee!’ protesteert de oudste, ‘we moeten de speurtocht nog afmaken!’ Ook dat nog!
Zuchtend vis ik de laatste popcorn uit mijn haar (tuurlijk, kan best) en ga mee op zoek naar de letters die we nog moeten vinden. Ik ben blij dat de meiden zo’n leuke ochtend hebben gehad, maar mij kun je nu wel opvegen.