Als meisje staarde ik vaak verlangend uit het raam. Vanuit de woonkamer hadden we zicht op de speeltuin, precies op het deel waar het voetbalveldje lag. Ik wilde daar graag naar toe, maar kon nog geen bal hooghouden, dus was ik afhankelijk van de grote jongens die het initiatief namen. Zodra er echter één op het veldje verscheen, trok ik mijn gympen aan en ging erop af. Echte voetbalschoenen had ik nog niet.
Nu wel. Ze liggen al jarenlang stof te verzamelen op het zoldertje boven het schuurtje, waar ik ze onlangs terugvond. Mijn man stelde voor ze op Marktplaats te zetten – ‘Je gebruikt ze toch niet meer,’ – maar verkopen is voor mij geen optie.
Ik durfde destijds nooit te vragen of ik mee mocht doen. Stel je voor dat de jongens me af zouden wijzen! Dus liep ik met kloppend hart, maar uiterlijk zo nonchalant als ik kon, de speeltuin in, hopend op een ‘Ha, Berber! Doe je ook mee?’ Vanaf het moment dat die vraag gesteld was, rende ik net als zij als Koeman, Bergkamp of Overmars over het veld.

Toen ik twaalf was, werd er in ons dorp een meisjesvoetbalteam opgericht. Nu zou ik echt kunnen leren voetballen! Ik was zelfs al gevraagd om daarin te komen spelen, maar net die zomer zouden we verhuizen, dus sloeg ik het aanbod af. Lange tijd leek het er daarmee op dat mijn voetballoopbaan geëindigd was nog voor hij echt van de grond was gekomen.
Ruim tien jaar later debuteerde ik toch nog bij een heuse voetbalvereniging. Ik was begin twintig en had me aangemeld bij één van de clubs in de stad. Ik moest mezelf er echt toe zetten, want ik zag alleen maar beren. Die meiden kenden elkaar natuurlijk al heel lang! Ze waren vast veel betere voetballers dan ik! Beide angsten bleken terecht. Toch bleken ze ook erg aardig en mocht ik gewoon meedoen.
Nog steeds kon ik geen bal hooghouden, maar ik had nu wel echte voetbalschoenen. Blauwe Nikes met gouden logo’s en dito stiksels. Ze maakten me geen betere speelster, maar gelukkig was ik nog net zo fanatiek als vroeger. Wanneer iedereen stond uit te hijgen na de warming-up, rende ik nog vrolijk een rondje om het veld. Ik had energie voor elf en vond het heerlijk om bij het team te horen.
Toch boekte ik weinig vooruitgang. Toen de trainer eens zei dat hij hoopte dat één van ons tijdens een wedstrijd met het hoofd zou scoren, wist ik al dat ik diegene niet zou zijn. Ik was al blij als het me lukte een bal aan te nemen en door te passen zonder hem te verliezen.
Ik wilde zo veel, maar kreeg het niet voor elkaar. De meiden die na mij bij het team kwamen, haalden me in en kregen een basisplaats; ik zat steeds vaker langs de lijn. Per wedstrijd werd duidelijker dat er in mij echt geen Overmars of Bergkamp school.
De droom een goede voetballer te worden, gaf ik definitief op toen ik mijn lidmaatschap bij de vereniging opzegde. Mijn toch al niet zo imposante loopbaan eindigde weinig glansrijk met een diepe, weemoedige zucht en het inleveren van mijn trainingspak, dat nog gewoon eigendom van de club was.
Die dag ligt inmiddels ruim tien jaar achter me. Alleen mijn schoenen heb ik nog. Ze liggen te verstoffen op het zoldertje van de schuur en hoewel ik er nooit meer naar omkijk, kan ik het niet over mijn hart verkrijgen ze weg te doen. Die oude Nikes, symbool voor de voetbalster die ik nooit ben geweest en nooit zal worden, zitten niet alleen vol stof, maar ook vol herinneringen.
Wat een heerlijke blog ! Roept bij mij ook wel herinneringen op… Wellicht stond ik iets vaker in het veld dan jij, maar vermoedelijk lag dat vooral aan de geringe grootte van het team… De voetbalschoenen heb ik echter wel al weggedaan..
LikeLike