‘Stel je voor dat ik Rapunzel was,’ bedenkt mijn meisje enthousiast. ‘Dan moest mijn stoel superver omhoog als ik naar de kapper ging. Of nee, dan moest ik in een toren zitten. Of op het dak van de toren staan!’ ‘Ja,’ fantaseert de kapper vrolijk met haar mee. ‘En dan moest ik op de grond zitten om je te knippen en een megagrote schaar gebruiken!’
Vooraf had ze helemaal geen zin. ‘Ik wil lang haar, dus wil ik niet naar de kapper. En als ik toch moet, mag hij maximaal één millimeter afknippen. Niet meer.’ Nu zit ze echter vrolijk in de stoel en kletst ze honderduit.
‘Later, als ik groot ben, wil ik schooljuf of bso-juf worden,’ vertrouwt ze de kapper toe. ‘Of ik ga elektrische auto’s maken, want die zijn beter voor het milieu. Of ik ga speciale prullenbakken ontwerpen, zodat mensen daar vanuit de auto hun troep in kunnen gooien. Want er ligt nu zó veel rommel langs de weg!’
Om beter te kunnen knippen, zet de kapper een paar klemmetjes in haar haar. ‘Die zijn lelijk,’ zegt mijn dochter. ‘Wil je liever andere kleuren?’ vraagt de kapper. ‘Nee,’ antwoordt zij. ‘Ze moeten eruit.’ ‘Dat mag straks,’ zegt de kapper, en zij gaat akkoord.
Ze vermaken zich uitstekend, de kapper en mijn meisje, en ze wisselen bergen informatie uit. Hij is morgen jarig, zij over drieëntwintig dagen. Hij heeft roze als lievelingskleur, zij vindt alle kleuren prachtig. Hij is gek op snoepjes, zij eet liever fruit.
‘Je mag wel even naar je buik kijken,’ zegt de kapper terwijl hij het hoofd van mijn dochter voorzichtig naar voren kantelt. ‘Dan kan ik de achterkant mooi recht knippen.’ ‘Maar om naar mijn buik te kijken hoef ik toch helemaal niet met mijn hoofd te buigen?’ vraagt ze. ‘Ik kan mijn buik ook gewoon in de spiegel zien. Tenminste, als ik die gekke cape aan de kant doe.’
Na een klein halfuur staat mijn Rapunzel stralend op uit de stoel. Haar lange, sluike haar is geknipt, gevlochten én gekleurd. ‘Het was leuk, mama,’ zegt ze voor de derde keer als we naar huis rijden. ‘Mag ik straks weer naar de kapper?’