Ik duw het wagentje stuurloos door de supermarkt als mijn oudste dochter ineens achter me gaat staan en mijn rug begint te masseren. ‘Dat kun je vast wel gebruiken, hè mam?’ zegt ze. ‘Dan kun je even lekker rustig worden en hoef je niet zo hard na te denken.’
Haar handen hebben een verrassend weldadig effect. Ik had zelf niet eens door dat ik gespannen ben, laat staan dat ik zo overkwam. Of zij is beter in het opvangen van non-verbale signalen dan ik dacht, dat kan natuurlijk ook. Hoe het ook zij: ze heeft gelijk. Langzaam laat ik de lucht, en daarmee hopelijk de spanning, tussen mijn lippen door ontsnappen. Heel even sluit ik zelfs mijn ogen. Kan het mij schelen dat we in de supermarkt staan.
Het is vakantie en ik hoef niks. Nou ja, voor de meiden zorgen, natuurlijk, want zij zijn de eerste drie weken bij mij. We zijn al naar een pretpark geweest en naar drie musea. We hebben boeken geleend bij de bieb, ik heb vriendinnen op bezoek gehad en we hebben een nacht bij mijn moeder gelogeerd. Als je dat zo leest, klinkt het fantastisch, maar zo voel ik me niet. Ik ben onrustig en leeg. En gespannen, zoals mijn meisje terecht constateert.
Ik heb alle reden om me goed te voelen, want het gáát hier immers hartstikke goed. We hebben het superfijn met elkaar, doen leuke dingen samen en genieten ook af en toe van een dag bij huis. Wat doet dan die kriebel in mijn hoofd, die onrust in mijn buik? Waarom heb ik steeds het gevoel dat er iets mist, dat ik tekortschiet? En waarom wil ik er zo graag uit?
Ik bespreek het met mijn vriend, met vriendinnen, met mijn psycholoog. Zij zijn stuk voor stuk lief en begripvol. Het zal wel horen bij de overgang van werk naar vakantie. Bij het gescheiden-moeder-zijn. Bij mijn diagnoses. Kortom: bij mij. Maar ze zijn er ook van overtuigd dat het overgaat en dat ik me vooral niet zo druk moet maken.
Kon ik dat maar. Mijn rotgevoel staat alleen als een roze olifant in de woonkamer en in de tuin. Het beest gaat zelfs met me mee naar de supermarkt en drukt zo overal zijn stempel op. Hoe kan ik dat nou negeren?
Ondanks mijn frustraties geniet ik van de vingers van mijn dochter, die langzaam over mijn rug glijden. Dan open ik mijn ogen en plooi ik mijn gezicht tot een glimlach. Ik bedank haar voor de massage, voor de liefde die ze me geeft. Daarna duw ik het wagentje verder langs de schappen. Het komt wel goed, houd ik mezelf voor, terwijl ik haar een zak chips laat uitzoeken.