‘Fuuuuuck!’ Terwijl we op de bocht af komen, trap ik de rem in. Harder! Dieper! Ik kijk nog eens naar links en rechts; wat een geluk dat er geen ander verkeer aan komt! Net op tijd mindert het autootje genoeg vaart om de bocht veilig te kunnen nemen. Een opgeluchte zucht klinkt door ons Dafje. We hebben nog een hoop te leren.
’t Is niet dat we niet goed voorbereid waren. Voordat we met ons donkergroene vehikeltje de weg op gingen, hadden we uitgebreide instructies gekregen. Ook over de remmen. Die zijn zo’n vijftig jaar oud en werken nét niet zo goed als die van de auto’s die we tegenwoordig gewend zijn. Oh ja.
Het was sowieso wennen aan de Daf. Aan het blikkerige geluid waarmee de portieren dichtsloegen. Aan het kleine formaat van de auto. Aan het minimalistische interieur: het ontbreken van de koppeling, de hoofdsteunen en de gordels. Aan alles, eigenlijk.
Maar nu zijn we lekker op weg. Voor ons rijdt een lange rij gekleurde Dafjes, elk met drie collega’s erin. We doen een puzzeltocht en proberen vanuit ons autootje de vragen op het stencil te beantwoorden. Het ziet er gezellig uit, zo’n colonne, maar het is minder leuk dan wanneer je ‘alleen’ op de weg bent. Daarom stoppen we bij een parkeerplaats van Staatsbosbeheer en pakken de picknickmand uit de kofferbak.
Net wanneer wij op de grond zitten, rijdt er een gele Daf voorbij. ‘Wedden dat die zo terugkomt?’ voorspel ik mijn collega’s. En ja hoor, slechts enkele seconden later komt het autootje pruttelend en schuddend achteruit gereden. ‘Berber!’ roept de collega die als eerste uitstapt. ‘Jou hebben we nodig. Wat is het Friese woord voor picknicken?’
Alleen die ene vraag van de puzzeltocht maakt al veel los. Het verbaast me dan ook niet dat we binnen de kortste keren bij elkaar in de papieren proberen te kijken en dat er bijna letterlijk gevochten wordt om de antwoorden. De documenten scheuren zowat in tweeën en de tassen worden bijna uit de auto getrokken. Dan geven onze collega’s op en rijden ze verder. Na een korte pauze stappen wij ook weer in, deze keer kruip ik op de achterbank. Mijn collega start de motor. Benzinedampen vullen de ruimte en hortend en stotend gaan we op pad, toeterend en zwaaiend naar iedereen die we tegenkomen.
De route voert ons door de Weerribben, een prachtig, waterrijk natuurgebied. We leren de namen kennen van spinnenkop- en tjaskermolens en ontdekken waarom er een kanon op de oude dijk staat, maar wat weren en ribben zijn, weten we niet. Grommend rijdt de auto verder, de wind waait door de open raampjes naar binnen. Het voelt alsof we minstens honderd gaan, maar de naald geeft niet meer dan zestig aan.
De volgende stop is bij een restaurant, waar we – geheel volgens de opdracht – een drankje drinken op het terras. Als we terugkomen bij ons Dafje blijkt dat collega’s picknickmanden, routebeschrijvingen en antwoordformulieren uit verschillende auto’s hebben gestolen. De onderlinge rivaliteit is zo groot dat zelfs valsspelen lijkt toegestaan. Op de parkeerplaats staan machteloze collega’s; zonder routekaart kun je natuurlijk weinig beginnen. Onze papieren zaten gelukkig veilig opgeborgen in mijn broekzak, waardoor wij de tocht rustig kunnen afmaken.
We kronkelen verder over de kleine weggetjes en komen aan het eind van de middag terug op ons beginpunt. Vakkundig parkeert mijn collega onze Daf bij de andere voertuigen. De puzzeltocht winnen we niet, maar we hebben wel veel lol gehad. En we hebben leren remmen. Dat ook.