‘Ik zoen je, hoewel ik je zus leuker vind.’ Terwijl mijn leerling de zin met een kleur op zijn wangen voorleest, schiet de hele klas in de lach. Dat wordt nog erger wanneer ik er complimenten voor geef. ‘Heel goed, fijn dat je zo eerlijk bent. En weet je ook welk tekstverband hierbij hoort?’

Begrijpend lezen is voor veel leerlingen één van de lastigste, zo niet het lastigste onderdeel van de lessen Nederlands. De meesten beginnen dan ook flink te zuchten als ik vertel dat we het komende uur aan de slag gaan met tekstverbanden en signaalwoorden. Sáái.

Deze les is het echter anders. ‘Ik zoen je, terwijl ik aan het netflixen ben,’ zegt een meisje. ‘Ik zoen je, omdat ik van je houd,’ leest een ander. ‘Redengevend verband,’ zegt ze erachteraan.

‘Vandaag gaan we zoenen.’ Met die woorden had ik de opdracht van deze les aangekondigd aan mijn tweedeklassers. Meteen kreeg ik de volle aandacht. ‘Nee, niet met elkaar,’ vervolgde ik, ”t is immers geen biologie.’ Ik deelde de stencils uit waarop de zinnen staan die mijn leerlingen moeten afmaken. Ik zoen je, want… Ik zoen je, zodat…

Alles mag, zolang ze het maar hardop durven voor te lezen. En dan blijkt dat er heel brave leerlingen zijn, maar ook heel wat pubers met lef. ‘Ik zoen je, zodat je meer van me gaat houden. Doel-middelverband.’ ‘Ik zoen je, terwijl ik aan je moeder denk. Chronologisch verband.’ ‘Ik zoen je, maar eigenlijk vind ik het niet leuk. Tegenstellend verband.’ ‘Je zin is goed,’ reageer ik, ‘en het tekstverband ook, maar ik raad je zeker aan nooit tegen je zin te zoenen.’

De sfeer is goed, de zoenen en tekstverbanden vliegen door de klas. Aan het eind van het uur komen er nog twee jongens naar me toe. ‘Mevrouw, wilt u onze zinnen eens voorlezen?’ vragen ze giechelend. ‘Ik zoen je, daarna kam ik je konthaar,’ lees ik. ‘En: ik zoen je en ik kietel aan je konthaar.’ De jongens bescheuren zich – een docent die over konthaar praat, is té grappig.

En toch ben ik trots. De pubers die anders geen enkele aandacht kunnen opbrengen voor begrijpend lezen, geven hier keurig aan met welke tekstverbanden en signaalwoorden ze te maken hebben. Heel ordelijk is mijn les door alle lachbuien niet verlopen, maar mijn tweedejaars hebben veel geleerd. Ik kan ze wel zoenen.