Met 60 kilometer per uur rijd ik over de IJsselbrug richting Zwolle. Overal om me heen zijn langzaam bewegende lampjes; ’t is druk op de weg. Ik zou me eraan kunnen ergeren, maar stiekem geniet ik. Bovendien weet ik dat dit voorlopig wel eens mijn laatste rustmoment zou kunnen zijn.
Op mijn werk had ik vandaag een goede, maar drukke dag. Ik was pas tegen vijven terug van school en de bibliotheek. Amper drie kwartier later had ik mijn tas leeggeruimd, de cavia’s gevoerd, de container aan de straat gezet en gedoucht. Nu zit ik dus in de auto, op weg naar de Ikea. Op weg naar nog meer drukte.
Het plan om te gaan was er al een tijdje, de zin om te gaan was echter ver te zoeken. Ik associeer de winkel met felle lampen, veel mensen, overal prullaria en vooral heel veel geluid. Zeker geen plek die je vrijwillig opzoekt.
Aan het eind van mijn werkdag had ik zuchtend bij een collega aan het bureau gezeten. ‘En dan moet ik ook nog naar de Ikea!’ ‘Ach joh, jij kunt dat,’ had ze me bemoedigend toegesproken. ‘En dan ga je daar toch lekker balletjes eten? Hoef je ook niet te koken.’ Hm. Misschien niet eens zo’n gek plan.
Ik parkeer mijn auto in de garage die opvallend leeg is. Natuurlijk zijn de lampen in de winkel fel, maar de muziek klinkt opmerkelijk zacht. En het belangrijkste: er zijn geen rennende en gillende kinderen. Vooraf had ik er niet zo over nagedacht, maar kennelijk bestaat er een verschil tussen de donderdagavond en de zaterdagmiddag.
Ik krijg er zowaar een beetje plezier in als ik in een lekker tempo door het warenhuis wandel, langs alle dingen die ik niet nodig heb. Ik vind het lampje dat ik zoek, doe zelfs nog wat extra cadeau-ideeën op. Al gauw kom ik bij het restaurant, dat al net zo rustig is. Aan een tafeltje bij het raam eet ik mijn traditionele, maar toch vrij smakeloze balletjes. Ik kijk naar mezelf in de ruit en lach. Op deze manier is winkelen nog best te doen.